Steeds meer archieven worden digitaal doorzoekbaar. Als boomer met genealogiehobby vind je soms per ongeluk de mooiste documenten, die de geschiedenis koppelen aan je eigen voorgeschiedenis. Zo kan je sinds kort opzoeken of er familieleden naar Veenhuizen zijn gestuurd.
Paupers
In de 19e eeuw heerste er in heel Europa, ook in Nederland, grote werkloosheid en armoede. In een poging bedelaars en andere ‘paupers’ van de straat te halen en ze een eigen bestaan te geven, werden er landbouwkolonies opgericht. Zij werden gedreven door een particuliere instelling, de Maatschappij van Weldadigheid. Lees hier meer over de geschiedenis van die gestichten en zoek uit of er voorouders van jou zaten.
Pijnbank
De ontvangers van de ‘weldadigheid’ voelden zich allesbehalve weldadig behandeld. Toevallig stuitte ik bij het zoeken naar een voorouder op een brief met klachten, onder meer getekend door iemand met dezelfde achternaam. Deze Fransicus Pinto, in 1756 geboren te Brugge, was een veteraan van de VOC. De brief verwijst naar de ellendige toestand van de slaven in ‘Indië’ en het is duidelijk dat Nederlanders daar wel degelijk oog voor hadden. De klagers in Veenhuizen vinden hun eigen toestand nóg slechter…
Er waren meer veteranen in Veenhuizen. Zij werden soms aangesteld als bewakers van de bedelaars, die daar beslist niet vrijwillig verbleven. Aan de brief te zien kwamen veteranen soms zelf ook onvrijwillig in ‘gesticht 2’. Dat was het geval met Pinto, een voormalig matroos die voorkomt op een lijst met bedelaars: mensen die waren veroordeeld wegens bedelarij. Wie de brief heeft geschreven is niet duidelijk. De meeste paupers konden helemaal niet schrijven. Er staan taalfouten in de brief, maar het is een krachtig betoog. Hieronder wat citaten over de ‘pijnbank’; terwille van de leesbaarheid zijn alleen wat leestekens ingevoegd. De brief is in 1830 gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken. Klik de link onder dit stukje voor een transcriptie van de brief (het origineel is te vinden door bij ‘alle kolonisten’ te zoeken op de achternaam Pinto).
Slaven in Oost- en West-Indië
“Alle de mishandelingen en onderdrukkingen, aan welke den behoeftigen hier blootstaat, alle de versmading die de armoede hier moet lijden, en men toch met de naam van Weldadigheid bestempeld en met den dekmantel van schijnheiligheid bewimpeld, O! deze alle aan Uwe Excellentie op te noemen, dit zoude meer dan menselijke kragt vereisschen, en uwe Excellentie zoude van Schrik en ijzing terugdeinzen op het zien der Toneele van Armoede en ellende.”
“Maar mijne eigen ogen hebben de behandeling der Slaven in Oost en West-indien gezien en mijn hart treurde, weinig denkende dat ik zelfs nog eens in mijn Vaderland in het Verligte Europa, waar het woord des H. Evangelie word verkondigd, veel wreder veel onbarmhartiger, naar ziel en lichaam zoude behandeld worden. Ja zelfs gewetensdwang heerst in dit gesticht, en een dusdanige pijnbank waar men den arme en behoeftigen langzamerhand op doodmartelt, dit noemd men ene Vrije Kolonie van Weldadigheid.”
Doodmagere beenderen
De Maatschappij was als gezegd een particuliere instelling. Volgens de brief kregen de veroordeelden onvoldoende eten van slechte kwaliteit:
“1. Weet men hier niet met juistheid op te geven hoe veel ieder man dagelijks toekomt, daar men hier niet (zoo als men zelfs in alle gevangenissen doet) een reglement in de zalen ophangt waarin ieder kolonist kan zien wat hem dagelijks word toegekend om hier door in staat gesteld te worden, om zich te overtuigen of men de behoorlijke kwantiteit bekomt. Dit schuwd men hier als de pest en vraagt men het aan de opzieners zoo bekomt men slecht ten deelen inlichting.”
“Maar dit is echter ontegensprekelijk dat hetgeen verstrekt word van goede kwaliteit moet zijn, en zulks is hier het tegendeel daar de Grutterswaren (welken men hier dagelijks krijgt), van de slechtste kwaliteit, ja meestal muf en verlegen zijn. De groentens die men hier krijgt (en deze hebben wij nu enige dagen geleden voor de eerste keer gedurende de gehele zomer gehad) bestaan in koolstronken en bladen die voor het vee niet eens meer goed zijn. Verder bekomt men er hier geen. Ja zelfs de zieken en Stokoude lieden krijgen geen groente tot verfrissing. Het vleesch welk volgens het zeggen van den adjunct directeur alhier 2 lood N:L per man moet bedragen, moet goed vet rundvlees zijn en is helaas doodmager en bestaat meestal in magere beenderen, dus kan Uwe Excellentie nagaan hoe veel voedsel dit bijzet. Ik zal niet spreken van de uitwerking welke branderige Erwten aan het gezondheidsgestel van den mensch toebrengen als men hier bij voegt dat ons zulk een warme maaltijd eenmaal in de 24 uren word uitgereikt en ons verdere voedsel bestaat in een pond droog roggenbrood en koud water.”
Klik hier voor een transcript van de hele brief.