oude man

Gesprekjes met een hoogbejaarde pensionado

Wat is waarheid over werken en vervroegd pensioen?

Eén van de allerirritantste mythes over babyboomers is, dat wij allemaal vervroegd met riant pensioen zijn of dat zeer binnenkort worden. Ik hoor dat nooit live, maar in verhalen met deze teneur klinkt veel jaloezie door. Alsof de dertigers of veertigers die ze schrijven liever vandaag dan morgen met pensioen zouden gaan. Maar de vervroegd gepensioneerden die ik ken zijn nu echt bejaard, en ik twijfel of die jaloezie terecht is.

Wereldreizen

Mijn vader – nu dik in de tachtig – was zo iemand die vervroegd met pensioen kon gaan. Hij wilde dat ook graag, misschien wel net zo graag als die jaloerse berichtjesschrijvers. Minstens vijftien jaar voor het zover was, begonnen mijn ouders te sparen voor dat vervroegde pensioen en te praten over wat zij dan allemaal gingen doen.
Zij hadden het over vrienden die hun goed lopende camping en huis hadden verkocht. Van de opbrengst schaften zij een kampeerbusje aan waarmee zij De Wereld Door Gingen Reizen. Wij hoorden de hoofdletters.
Dát gingen mijn ouders later zelf ook doen als zij stopten met werken. Ik en mijn broers geloofden het geen moment.

Maar jawel: al bijna 30 jaar geleden gingen zij inderdaad vervroegd met pensioen en werd er inderdaad zo’n busje aangeschaft. Zij gingen Reizen. Petje af. Een huis hadden mijn ouders nog wel, maar daar waren zij een groot deel van het jaar niet te vinden. De rest van het jaar werd besteed aan het plannen van de volgende reis (er mocht geen stukje kunst of cultuur worden gemist) en het maken van een verslag van de vorige (er mocht niets vergeten worden). Dat hebben zij gedaan tot het niet meer ging.

Gesprekjes

Toen het ‘kortetermijngeheugen’ van mijn vader begon te verdwijnen – door dementie, door zijn hersentumor, of allebei – verwachtte ik dat hij nog wel over dat reizen zou spreken. Dat was zijn leukste tijd en die startte tenslotte al dertig jaar geleden. Niet dus.
Of misschien, zoals je ook wel hoort, over zijn kindertijd. Zelden of nooit.
Aan gesprekken neemt hij weinig deel, behalve als het over werk gaat. Dan knikt hij, met een gezicht alsof hij daar alles van weet. Als hij al praat, dan altijd over dat werk waarmee hij al decennia geleden is gestopt. Hij maakt zich zorgen omdat hij niet werkt. Dat werk is het eerste waar hij aan denkt, wat er ook gebeurt.

Kort geleden belandde hij na wat valpartijen in een ziekenhuis omdat zijn been en evenwichtsgevoel het lieten afweten. Wij zoeken hem op.
Hé, zijn jullie ook hier, zegt hij verbaasd. Zeg, hoe kom ik in deze gevangenis? En hoe kom ik eruit?
– Je bent gevallen, weet je nog. Je bent in het ziekenhuis.
– Nee! Ik ben niet gevallen. Daar weet ik niets van.
– Jawel, en als je probeert te lopen val je weer. Je moet niet proberen te lopen.
– Onzin. Ik kan heel goed lopen.
Na wat replays van dit gesprekje dringt het door. Er valt een korte stilte. Dan:
– O. Ik kan dus niet lopen. Nou, dat zal de (naam van zijn laatste werkgever) helemaal niet leuk vinden. Daar moet snel wat aan gedaan worden.
– Tja, daar is niks aan te doen.
– Oh. Maar dan kan ik een hele tijd niet werken. Ik moet hier weg hoor!

Ander bezoekje, in verzorgingshuis. Pa informeert naar een van mijn broers, die hij al heel lang (een week ofzo) niet heeft gezien.
– Wat is dat eigenlijk, moet hij de hele tijd werken? Ik zal eens rondvragen, ik ken mensen bij al die maatschappijen. Dan heeft hij zó een baan waar hij niet de hele tijd hoeft te werken.
– Nou, dat was wel heel lang geleden. Je bent al heel lang gestopt met werken toch.
– Nee.
(Enige tijd later:)
– Vreemd hè, dat ik niets hoor.
– Dat je niets hoort?
– Ja. Toen ik werkte wist iedereen me te vinden, maar nu hoor ik niets: van die niet, van die niet. Als je niet meer werkt tel je niet mee.

Is er nog iemand jaloers?

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.