De Groenteman

Van prak naar culinair in 1 babyboomer-generatie

Tja, wat zullen we eten?

Babyboomers, vooral de lichting van net na de oorlog, maakten in één generatie de hele Nederlandse etensrevolutie door. Van aardappels, vlees en groente naar de grote verscheidenheid die wij nu op tafel brengen.

Warm eten

Een kookboomer II reconstrueert op haar blog met behulp van haar ouders wat Nederland at na de oorlog (daarmee bedoelen wij boomers altijd de Tweede Wereldoorlog). De warme maaltijd werd liefst klokslag zes uur opgediend. Vader werkte meestal dicht genoeg in de buurt om dan thuis te kunnen zijn. Soep, hoofdgerecht en toetje, alles at je van één bord, schrijft de boomer op gezag van haar ouders. En altijd een groter stuk vlees voor vader de man, want die werkte harder.
Leuk opgeschreven, maar speak for yourself, lady. Die ouders hebben haar een geïdealiseerde maaltijd voorgeschoteld, want soep en een toetje werden in veel huizen echt niet elke dag gegeten. En vlees, dat met aardappelen en groenten het hoofdgerecht moest vormen, al helemaal niet. Dat kwam nog lang na de oorlog in sommige gezinnen maar één keer in de week op tafel. Als er een tweede vleesdag werd ingevoerd, dan vaak op woensdag: dat was gehaktdag en dan kwamen er ballen uit de braadpan. En als wij dat allemaal hadden, aten wij het zeker niet van één bord.

Gehaktdag en klef wit brood

Die gehaktdag moet, samen met het kleffe witte casinobrood (je weet wel, waar Japie voor wilde verhuizen), een van de eerste successen van de marketingindustrie zijn. De radio – en later de televisie – had invloed op het menu. In de jaren 50 en 60 zond de radio elke morgen “De groenteman” uit, die vertelde wat je die dag kon eten. Dat was dan de seizoengroente die op dat moment op zijn best (en het goedkoopst) was. Totdat ijskasten en supers hun intree deden, kwam de groenteman aan de deur, net als de bakker en de melkboer. Op de radio klonk hij zo:

Uit eten ging de doorsnee Nederlander in die tijd eigenlijk niet. Bij een enquête in 1960 bleek maar 15 procent van de Nederlanders dat weleens te doen. In 1980 was dat ineens 75 procent: in die tussentijd voltrok zich wat ik hier de etensrevolutie noem.

Chin.Ind.Rest

In de jaren 60 trok de economie aan en kwam er wat meer geld vrij voor luxe eten. Voor veel huisvrouwen uit die tijd stond die luxe gelijk aan gemak. Er kwamen allerlei instant-producten: soep, jus, pudding en aardappelpuree uit een pakje, en groenten uit blik brachten de kooktijd drastisch terug. Ook boodschappen doen hoefde niet meer zo vaak, want de eerste ijskasten verschenen in de keukens. Huisvrouwen vonden het lekker makkelijk, maar lekkerder werd het er niet op.
Dat Nederland lekkerder is gaan eten, komt voor een deel door ‘ons’ koloniale verleden. Nederlandse en KNIL-militairen die (al of niet “tijdelijk”) naar Nederland kwamen, wilden ook wel eens rijst en pittig eten. Chinese restaurants die hier al sinds de jaren 20 waren, kregen ineens veel meer klanten toen zij ook Indische gerechten gingen opdienen en zich “Chin.Ind.Rest” gingen noemen. Je kon daar veel en goedkoop eten, dus ook ‘gewone’ Nederlanders waagden zich aan deze eerste multiculti-gerechten.

Culinaire samenzwering

Margriet 1946

Een Margriet uit 1946 laat zien hoe je kleding kan pimpen. Collectie KB.

Intussen kwamen er koks die goed en vooral vers eten wilden opdienen. Een documentaire van Andere Tijden volgt het helemaal: van aardappels, vlees en groente naar de Nouvelle Cuisine. De culinaire revolutie van de jaren zestig, heet dit filmpje (bekijk het hieronder). Maar eigenlijk kwam die revolutie pas in de jaren 70, vertelt een van de koks.
In het begin moesten koks die eens iets anders wilden serveren, hun ingrediënten laten aanrukken uit België of Parijs. Buitenissige zaken als champignons kende de Nederlandse huisvrouw op zijn allerbest uit blik.
Als je het filmpje moet geloven, was die revolutie het gevolg van een samenzwering tussen vooruitstrevende restaurateurs, de Margriet, en Albert Hein. Die laatste werd natuurlijk nooit genoemd in de Margriet. Die publiceerde na de oorlog hoogstens eens een recept voor meelballen in het zwart-wit blaadje, maar zou later met een populair kookboek bijdragen aan de etensrevolutie.
Omgekeerd vertelt een van de restaurateurs hoe heel kort nadat hij een boek schreef over ‘smaakstijlen’, plotseling ook heel toevallig de Allerhande en de Hema over smaakstijlen schreven. (De eerste Allerhande werd in 1954, ook zwart-wit, uitgegeven in krantvorm.)
Maar dat overschrijven van elkaar gaf niet, zo aan de documentaire te zien. Waar het om ging was de Nederlander van zijn prak los te weken en iets behoorlijks te laten eten. Niet uit blik of poeder, maar vers.

Vakantie

Het is een leuke documentaire, maar wat ik helemaal mis is de invloed van de consument. Met het aantrekken van de economie konden meer Nederlanders met vakantie. Zij kregen meer vakantiedagen en veel mensen trokken erop uit met de auto die steeds meer mensen voor de deur hadden staan. Zij reden naar het buitenland en in bijna alle buurlanden ontdekten zij heel ander eten. Na thuiskomst wilden zij nog weleens dat eten proeven uit België, Frankrijk, Italië zelfs.

Het moet en enorme verbetering zijn geweest. Of er ooit onderzoek naar is gedaan weet ik niet, maar ik ben ervan overtuigd dat babyboomers hieraan hun liefde voor reizen en lekker eten te danken hebben.

 

Bovenaan: De groenteman reed vroeger langs de huizen met dit soort karren. Foto FaceMePLS, CC via Flickr. 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.